Stam: Arthropoda (geleedpotigen)
Orde: Insecta (insekten)
Klasse: Orthoptera (sprinkhanen)
Familie: Tettigoniidae (sabelsprinkhanen)
Geslacht en soort: Tettigonia viridis (groene sabelsprinkhaan)
Kenmerken | Tamelijk grote groene insecten met lange achterpoten en lange voelsprieten. De groene sabelsprinkhaan heeft 4 vleugels, die tot ver voorbij het achterlijf komen. De vrouwtjes onderscheiden zich bovendien door de sabelvormige legbuis. |
Biotoop | Allerlei plaatsen met een wat hogere vegetatie, zoals ruigten, struwelen, akkers en vrijstaande bomen. |
Verspreidingsgebied | Komt algemeen voor in heel Europa. |
Lengte | Tot 4 cm. De grote groene sabelsprinkhaan wordt wel 10 cm groot.. |
Voortplanting | De vrouwtjes gebruiken een sabelvormige legboor om eitjes aan het eind van de zomer in de bodem te kunnen leggen. Na de winter ontwikkelen zich hieruit eerst larven. Het larve-stadium gaat direct over in het stadium van de volwassen vorm (onvolledige metamorfose). |
Leefgewoonte | Sabelsprinkhanen zijn vooral actief in de schemering en bij nacht. Zij zingen door het optillen van de voorvleugels en door de basis daarvan samen te wrijven. |
Voedsel | Planten, kleine insekten, voedselresten en kadavers. De sprinkhaan vangt zijn prooi door er op te springen. Vervolgens doorboort hij de prooi met zijn krachtige mondwerktuig. |
Voedsel genoeg
In de Benelux leven zo’n zestig soorten sprinkhanen. Veel soorten lijken sprekend op elkaar en zijn niet makkelijk uit elkaar te houden. Ze worden verdeeld in twee groepen: de langsprieten (Ensifera), waartoe onder andere de sabelsprinkhaan behoort en de kortsprieten (Caelifera), waartoe de talrijke veldsprinkhanen behoren. De kortsprieten zijn allemaal planteneters, de meeste langsprieten zijn alleseters.
Sprinkhanen zijn berucht vanwege het feit dat ze –vooral in Afrika– met miljoenen tegelijk in korte tijd hele oogsten kunnen verslinden, soms met hongersnood tot gevolg. Sprinkhanen kunnen echter de mens ook tot nut zijn. Zo zouden sprinkhanen samen met andere insecten wellicht als oplossing kunnen dienen voor het wereldvoedselprobleem. Het eten van insecten is voor tachtig procent van de wereldbevolking heel normaal. Alleen in Europa en Noord-Amerika is men hier niet aan gewend.
Liefdesgezang
Bijna alle sprinkhanensoorten kunnen geluid maken door hun voorvleugels langs elkaar te wrijven of door met hun voorvleugels over de achterpoten te strijken. Wel is het getsjirp per soort verschillend. De gehoororganen zitten niet op de kop, maar in de poten.Alleen het mannetje tsjirpt. Daarbij wrijft hij met de voorvleugels snel over elkaar. Het dient om de vrouwtjes te lokken. Het geluid doet denken aan apparaten: wekkers, naaimachines of bromfietsen.
Het grotere vrouwtje is te herkennen aan de ‘sabel’ aan haar achterlijf. Dat is een legboor waarmee ze haar eitjes in de grond deponeert. Ze heeft vrij droge grond nodig om haar eitjes af te zetten.
Aan het einde van de zomer leggen de vrouwtjes de eitjes met lange legbuizen in de grond. Hier overwinteren ze en ze komen het volgende voorjaar als larven uit de grond, die meteen op de volwassen sprinkhaan lijken. Net als hun ouders kunnen ze zich voortbewegen door te springen. Hun vleugels ontstaan pas na de derde van in totaal vijf vervellingen. Jonge sprinkhanen worden nymfen genoemd. De oudere larven kun je herkennen door de draaiing van de vleugelstompjes.Wanneer de vorst invalt sterven alle sprinkhanen.