Klasse Insecta (insekten)
Orde: Coleoptera (kevers)
Familie: Coccinellidae (lieveheersbeestjes)
Geslacht en soort: Coccinella septempunctata (zevenstippelig
lieveheersbeestje); veel voorkomende soort
Kenmerken | Helder gekleurde keversoort, meestal rood of geel met zwarte stippen. Ovaal, bijna rond van vorm. Een groot deel van de kop en het borststuk wordt bedekt door het halsschild, het achterlijf is bedekt door de twee dekschilden (de harde voorste vleugels). |
Biotoop | Leeft op bomen, struiken en planten. |
Verspreidingsgebied | Europa, Azië en Noord Amerika. |
Maten | Tot één cm groot. |
Paartijd | In april en mei. Er worden 100 tot 200 eieren gelegd. De totale levenscyclus (ei – larve – pop- kever ) duurt 4 tot 7 weken. |
Voedsel | Bladluizen, behalve het 24 stippelig lieveheersbeestje, dat zich met plantenmateriaal (klaver) voedt. |
Geliefd bij de mens
Geen enkel diertje kent zoveel verschillende namen als het lieveheersbeestjes. Mariakevers, Heiligenkevers, Lievevrouwenworpjes, Hemelskoetjes, Zonnekevers of Gelukskevers, het zijn er slechts enkele. Ze worden gezien als de voorboden van voorspoed en geluk.
De meeste lieveheersbeestjes en hun larven leven van bladluizen en daarom worden ze in de glasteelt ook gebruikt om bij de bestrijding van plagen te helpen. De kleurige soorten hebben een sterke en vieze geur en smaken slecht, zodat vijanden ze niet gauw zullen eten.
Wist je dat het aantal stippen niets te maken heeft met de leeftijd?
Na de winter meteen aan het werk
In het voorjaar komen de volwassen lieveheersbeestjes te voorschijn. Zij gaan dan onmiddellijk op zoek naar voedsel. Een lieveheersbeestje kan wel 3000 bladluizen per maand eten. Als ze zijn aangesterkt zoeken ze een geschikt gebied om zich voort te planten. In april, mei paren ze. De eitjes worden in groepjes afgezet. De larven die als eerste uitkomen eten vaak hun broertjes en zusjes op.
In de zomer kunnen de larven dankzij het warme weer en voldoende voedsel snel groeien. Insecten groeien enkel in deze fase, de lieveheersbeestjes vervellen dan drie keer. Als de larve volgroeid is gaat ze verpoppen. In de pop verandert het beestje in een volwassen dier. In juli of augustus kruipt het volwassen lieveheersbeestje uit de pop, zo’n zes weken nadat de eitjes zijn gelegd. Je kan tijdens de zomer dus twee generaties lieveheersbeestjes zien.
In de herfst moeten de jonge lieveheersbeestjes veel eten, zodat ze voldoende reserves hebben voor de winter. De oude kevers sterven meestal voor de winter. De tocht naar de overwinteringsgebieden wordt ingezet.
Aangekomen in de overwinteringsgebieden kruipen de diertjes met enkelen bijeen. Sommige soorten kruipen in de grond weg, of zitten achter schors en in holle stengels. Enkele soorten overwinteren in schuren en kelders van huizen.
Grote eters
De meeste lieveheersbeestjes leven van bladluizen, dit zijn plantensap zuigende insecten. Zowel de larve als het volwassen lieveheersbeestje eten heel veel bladluizen, het volwassen diertje eten wel 100 bladluizen per dag. Iedere bladluis die het lieveheersbeestje tegenkomt staat op het menu. Zo eten ze verschillende soorten en hebben ze een gevarieerd kostje.
Er zijn ook lieveheersbeestjes die schimmels eten. Bladluizen (en andere insecten die aan planten zuigen) scheiden overtollige suikers af. Dit is honingdauw. op die honingdauw kunnen schimmels groeien die dan worden opgegeten door lieveheersbeestjes.
Verder heb je ook planteneters. De plantenetende lieveheersbeestjes voeden zich maar met enkele plantensoorten.
Veel voorkomende soorten
Tweestippelig lieveheers- beestje (Adalia bipunctata) voedt zich met vele bladluissoorten vnl. op loofhout. zeer algemeen, heel Nederland. | Zevenstippelig lieveheers- beestje (Coccinella septempunc- tata) voedt zich met vele bladluissoorten waaronder vele die schadelijk zijn op vruchtbomen en groenten, maar ook larven van bladhaantjes en thrips worden gegeten. zeer algemeen, in heel Nederland, soms massaal langs de stranden. | Elfstippelig lieveheers- beestje (Coccinella undecim- punctata) voedt zich met bladluizen vnl. op allerlei kruiden en in de duinstreek ook op grassen, daar soms in grote aantallen, vrijwel niet op bomen en struiken. algemeen, in heel Nederland. | Veertienstip- pelig lieve- heersbeestje (Propylea quatuordecim- punctata) voedt zich met vele bladluissoorten. zeer algemeen, heel Nederland. | Zestienpunt lieveheers- beestje (Tytthaspis sedecimpunc- tata) voedt zich met meeldauw- schimmels, bladluizen en stuifmeel van gras. niet zeldzaam, langs de kust en grote rivieren en op vochtige heideterreinen. | Tweeëntwin- tigstippelig lieveheers- beestje (Psyllobora vigintiduo- punctata) voedt zich met meeldauw- schimmels op eiken, kornoelje en erwten, ook op bloeiende toorts, hop, alsem en bosrank. vrij algemeen, heel Nederland. | Oogvleklieve- heersbeestje (Anatis ocellata) voedt zich met vele bladluissoorten op naaldhout. algemeen, heel Nederland, soms talrijk langs de stranden. | Viervleklieve- heersbeestje (Exochomus quadripust- ulatus) voedt zich met schildluizen en bladluizen. leeft vrijwel uitsluitend op bomen. algemeen op de zandgron- den. |